De zorg in de WLZ wordt gefinancierd vanuit een landelijke verzekering waar iedereen die belastingplichtig is aan meebetaalt. Vanuit de centrale overheidskas gaat het geld naar zorgkantoren. Dit zijn onderdelen van de grote zorgverzekeringen. Zorgkantoren zijn ieder verantwoordelijk voor de inkoop van de zorg in een specifieke regio. Het landelijke budget wordt daarvoor verdeeld in regiobudgetten. Hier kunt u vinden welk zorgkantoor in uw regio verantwoordelijk is.
De NZA (Nederlandse Zorgautoriteit) stelt maximum tarieven vast waarvoor de zorgkantoren de WLZ zorg kunnen inkopen. In de praktijk proberen de zorgkantoren bij de inkoop van de zorg onder de maximumprijs te gaan zitten. Ook wordt in het begin van het jaar niet het totale regiobudget ingezet. Er wordt geld achtergehouden om in de loop van het jaar zo nodig nog extra maatregelen te kunnen nemen, of om instellingen die goede kwaliteit leveren extra te stimuleren. Zorgkantoren mogen geen winst maken. Geld vanuit de WLZ dat niet besteed wordt, mag dan ook niet doorgesluisd worden naar de commerciële zorgverzekering en uiteindelijk ten goede komen van de aandeelhouders.
De zorgverzekeraars kopen de zorg in bij ’toegelaten zorginstellingen’. Om een contract met een zorgverzekering te mogen afsluiten moet een instelling eerst aan een aantal kwaliteitseisen voldoen en een formele erkenning krijgen als WLZ-zorginstelling. Naast deze algemene eisen, kan het zorgkantoor bij de inkoop nog specifieke kwaliteitseisen stellen.
Om als zorgvrager toegang tot de WLZ te krijgen is een indicatie nodig. Deze wordt afgegeven door het CIZ (Centraal Indicatieorgaan Zorg). Het CIZ geeft het indicatiebesluit door aan het zorgkantoor en dan start de procedure om de zorg ook daadwerkelijk in te zetten. Als het goed is biedt de zorgverzekering u een onafhankelijke cliëntondersteuner aan die samen met u kan kijken wat de beste vorm is voor uw verwant en welke zorgaanbieder hiervoor het meest geschikt is.
Als uw verwant een indicatie voor WLZ zorg heeft heeft hij ook recht op de zorg. Dat wil niet zeggen dat er altijd direct een plek voor hem is. Als er nog geen plek is, zal de cliëntondersteuner met u kijken welke vormen van overbruggingszorg er zijn.