De gemeente waar uw kind woont is verantwoordelijk voor het financieren en organiseren van de zorg als uw kind geen indicatie heeft voor de WLZ. De gemeente levert de zorg echter niet zelf, maar heeft hiervoor contracten afgesloten met plaatselijke zorgaanbieders. Dit kunnen ook zorgaanbieders zijn die hun voornaamste activiteiten in de WLZ hebben. Voor gespecialiseerde vormen van zorg, zoals verblijf in een instelling voor jeugdpsychiatrie, hebben meeste gemeenten contracten met zorgaanbieders buiten de gemeente.
In de meeste gemeenten vormt het (sociale) wijkteam de spil in het web voor de WMO- en jeugdzorg. Bij dit team ligt dan de coördinatie van alle zorg en ondersteuning die u nodig heeft.
Als u voor het eerst aanklopt bij de gemeente met de vraag om zorg krijgt u een gesprek met een medewerker over de zorgbehoefte. Deze medewerker kan iemand van de gemeente zelf zijn, maar het kan ook iemand zijn van een wijkteam; dat is per gemeente anders geregeld.
Omdat de WMO er alleen is voor mensen die geen WLZ-indicatie hebben, gaan we er van uit dat het vooral zal gaan om mensen met een lichte verstandelijke beperking. Deze zijn vaak redelijk goed in staat aan te geven wat ze willen en welke ondersteuning ze nodig hebben. Redelijk goed, omdat ze de neiging kunnen hebben zichzelf te overschatten en te vergeten dat ze op dagen dat ze minder goed in hun vel zitten minder aankunnen dan op betere dagen. Daarom is het goed dat u bij deze gesprekken aanwezig bent.
In het keukentafelgesprek wordt gekeken welke behoefte aan zorg en ondersteuning uw kind heeft en hoe dat kan worden ingevuld. In het keukentafelgesprek kunnen u en uw kind zich laten bijstaan door een onafhankelijk cliëntondersteuner.
Binnen de WMO is het mogelijk voor de maatwerkvoorzieningen een PGB aan de vragen, zodat u de zorg zelf kunt regelen. De gemeente kan wel voorwaarden stellen aan het kunnen krijgen en het beheer van het PGB.