Zelfredzaamheid staat centraal in de WMO. Daar is niets mis mee. Natuurlijk is het een goede zaak als mensen in staat zijn voor zichzelf te zorgen. De definitie van zelfredzaamheid die in de wettekst wordt gegeven is echter erg beperkt.
Zelfredzaamheid wordt gedefinieerd als:
- In staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en
- het voeren van een gestructureerd huishouden.
We vinden dit een veel te magere invulling. Om kwaliteit van leven te kunnen ervaren – en daar heeft iedereen toch wel recht op volgens KansPlus – is meer nodig dan je huishouden kunnen regelen en je dagelijkse zelfzorg te kunnen doen. Het is ook nodig dat je in staat bent met je emoties en gevoelens om te gaan, dat je je ervan bewust bent als je eenzaam bent en dat je daar iets aan kunt doen, dat je zingevende activiteiten hebt om je vrije tijd mee in te vullen, enzovoort. Wat KansPLus betreft zou zelfredzaamheid moeten gaan over alle gebieden die te maken hebben met kwaliteit van leven.
Een ander belangrijk punt ten aanzien van het begrip zelfredzaamheid is dat het niet verengd mag worden tot het zelfstandig kunnen verrichten van bepaalde handelingen.
Kunnen of aankunnen
Een risico van eenzijdige gerichtheid op zelfredzaamheid zoals de wet voorstelt, is dat vooral gekeken wordt naar praktische zaken en praktische handelingen die verricht moeten worden. Nu zal het – zeker bij mensen met een matige tot lichte verstandelijke beperking en normale motorische mogelijkheden – niet zo’n probleem zijn om ze allerlei vaardigheden te leren. Maar dat wil dat nog niet zeggen dat ze ook werkelijk deze vaardigheden altijd toe kunnen passen. Daarvoor is het nodig dat de handelingen voor de betrokkene zelf betekenisvol is en dat hij sociaal-emotioneel ook in staat moet zijn om de vaardigheden in te zetten.
Daar zit voor veel mensen met een verstandelijke beperking of andere cognitieve problemen meestal de grote moeilijkheid. Praktische vaardigheden die ze beheersen, kunnen ze niet altijd inzetten omdat ze het emotioneel of psychisch niet aankunnen. Dat is het verschil tussen kunnen en aankunnen. (volg deze link om hier meer over te lezen)
Dat betekent dat we er niet zijn als we iemand allerlei vaardigheden aanleren en stimuleren. Als we iemand over de volle breedte van zijn bestaan ondersteunen – dus over alle aspecten die te maken hebben met kwaliteit van leven – kunnen we hem sociaal-emotioneel en psychisch sterker maken en op die manier bevorderen dat hij de vaardigheden waarover hij beschikt ook daadwerkelijk in zal zetten.
Als dit bij uw kind speelt, kunt u bij het bespreken van zijn behoefte aan ondersteuning dat het, in het perspectief van het bevorderen van zijn zelfredzaamheid, belangrijk is dat hij voldoende ondersteuning krijgt op het sociaal-emotionele vlak. Als u in het kader van de WMO vraagt om deze sociaal-emotionele ondersteuning zonder de koppeling aan het bevorderen van de zelfredzaamheid, bestaat de kans dat het niet geboden wordt, omdat het niet nadrukkelijk als een van de doelen in de WMO beschreven is.
Zelfredzaamheid is overigens niet hetzelfde als ‘alles zelf en alleen doen’. Zelfredzaamheid moet ook gezien worden in de context van de mens als sociaal wezen en als deel van de samenleving. Zelfredzaamheid is ook dat je – als je weet dat iets moeilijk voor je is – bij een ander om hulp kunt vragen, zonder jezelf klein en afhankelijk te voelen. Op een zelfbewuste manier vragen om hulp bij wat je moeilijk vindt, is een opperste vorm van zelfredzaamheid.