Programma Lokale belangenbehartiging
Het programma Lokale belangenbehartiging is in 2015 begonnen met vier pilot-ledengroepen in zowel plattelandsregio’s als grootstedelijke gebieden: Amsterdam, Bossche Ommelanden, Friesland-Zuid en Walcheren. Deze pilots leveren voorbeelden en materiaal over lokale belangenbehartiging, dat ook te gebruiken is in andere regio’s en voor andere ledengroepen. Wat houdt het programma Lokale Belangenbehartiging in?
Het programma bestaat uit vier deelgebieden.
1. Netwerkontwikkeling
Het is belangrijk dat mensen met een verstandelijke beperking en hun familie en bekenden elkaar kunnen ontmoeten in netwerken. In deze netwerken kunnen ze gezamenlijk hun wensen ten aanzien van de zorg en ondersteuning verwoorden en bij de verantwoordelijke instanties behartigen. Bovendien kunnen ze elkaar ondersteunen in het verduidelijken van de individuele behoefte aan ondersteuning.
Ook is netwerkontwikkeling met anderen een relevante activiteit voor het over het voetlicht krijgen van de wensen en standpunten. Met welke andere organisaties deel je dezelfde belangen, trek je samen op of juist niet? Hoe leg je contacten met de juiste personen bij de gemeente, in de politiek of bij de aanbieders? Ook dit aspect van netwerkontwikkeling komt aan de orde in dit deelprogramma.
2. Registreren
Voorwaarde voor goede belangenbehartiging is dat de juiste informatie aanwezig is. Daar gaan we binnen het programma op verschillende manieren aan werken.
Lokale ledengroepen krijgen manieren aangereikt om zelf informatie te verzamelen via panels, huiskamergesprekken, interviews en social media. Ook kunnen zij gebruik maken van informatie die landelijk (via leden en andere groepen van KansPlus) is verzameld.
Daarnaast is het noodzakelijk om de landelijke beleidsinformatie te verbeteren. Dat doen we door de ontwikkeling van een tool waarmee we de geregistreerde vragen bij het Kennis en Adviescentrum beter kunnen analyseren. Dit proberen we waar mogelijk aan te vullen met een financiële vertaling. Daarmee kan aan lokale en landelijke politici en andere beleidsmakers worden verduidelijkt wat de financiële consequenties zijn van (beleids)maatregelen die KansPlus voorstelt. Het programma zal hiervoor een aanpak ontwikkelen.
3. Kennis delen en zichtbaarheid
Kennisdelen
Het programma wil uitwisseling bevorderen die gericht is op het leren van elkaars ervaringen met de plaatselijke politiek en voorzieningen. Het programma wil hiervoor nieuwe manieren ontwikkelen waardoor de kennis over plaatselijke successen meteen en in korte tijd over alle ledengroepen verspreid wordt bijvoorbeeld door webinars te organiseren en actief gebruik te maken van social media.
Daarnaast is het programma gericht op samenhang in plaatselijke belangenbehartiging:
samen sta je sterker. Voor succesvol optreden is het noodzakelijk dat ledengroepen hun
kennis en ervaring delen met andere groepen die ook plaatselijk actief zijn door bijeenkomsten in de regio te organiseren, samen te werken in gemeentelijke werkgroepen die signalen verzamelen en bijvoorbeeld inbrengen in de Wmo-raad.
Zichtbaarheid
Een nieuwe impuls op het gebied van bekendheid en zichtbaarheid van de doelgroep mensen met een verstandelijke beperking in de lokale samenleving en de vereniging is hard nodig.
In de eerste plaats moet het voor alle mensen met een verstandelijke beperking en hun
familie duidelijk zijn dat de plaatselijke KansPlus ledengroep actief is op het terrein van belangenbehartiging. De ledengroep moet zich ook ondersteund weten door niet-leden om
plaatselijk gelegitimeerd op te kunnen komen voor de belangen van alle mensen met een
verstandelijke beperking en hun familie.
Daarnaast is het van belang dat plaatselijke politici, leden van politieke partijen, ambtenaren en plaatselijke dienstverleners een goed beeld hebben van het leven van mensen met een verstandelijke beperking en hun familie, en van de noodzaak om een aantal specifieke voorwaarden te scheppen voor hun kwaliteit van leven. Daarbij moet aandacht zijn voor de diversiteit van verstandelijke beperkingen.
Het programma wil de ledengroepen een aantal handvatten bieden waarmee de plaatselijke zichtbaarheid en bekendheid van de ledengroep vergroot kan worden.
De mensen waar het om gaat zijn slechts in beperkte mate georganiseerd en aangesloten bij bestaande belangenorganisaties. Het programma is daarom mede gericht op het onderzoeken van de wijze waarop deze individuele belanghebbenden het meest effectief bereikt kunnen worden om deel te nemen aan de lokale netwerken.
4. Deskundigheid bevorderen
Voor lokale belangenbehartiging is het noodzakelijk om (inhoudelijk) goed op de hoogte te zijn van wet- en regelgeving om een op behoeften afgestemde, samenhangende uitvoering daarvan te bewaken. Bovendien zijn vaardigheden nodig op het terrein van strategische interventies en politieke beïnvloeding.
Het bewustwordingsaspect van belangen die spelen achter de verhalen, van machtsverhoudingen, van relaties tussen politiek en belangen, van politiek krachtenveld is een doorlopend aandachtspunt.
Het aanleren van vaardigheden om beleidsontwikkeling, -voorbereiding én beleidsuitvoering te beïnvloeden, om coalities met andere partijen of media te sluiten en dus macht te vormen, om strategisch inzicht ontwikkelen (dat wil zeggen analyseren wat beleid van vandaag betekent voor toekomstige belangen en hoe die toekomstige belangen nu een rol te laten spelen) vergt tijd en aandacht in de training. In de trainingen zal gebruik gemaakt worden van diverse werkvormen en hulpmiddelen.
Daarnaast is een trainersprogramma voorzien. Dit programmaonderdeel leidt ertoe dat er een landelijke pool van vrijwilligers is die in de toekomst de instructie, cursus en intervisie rond wet -en regelgeving en politieke beïnvloeding als trainer kunnen uitvoeren. Het landelijke train de trainersprogramma bestaat uit een stage, een cursus en een intervisie.
Het project eindigde op 1 september 2016 en is financieel mogelijk gemaakt door het VSB fonds, Het Fonds Verstandelijk Gehandicapten, het fonds Nuts Ohra en het Innovatiefonds Zorgverzekeraars.
De eindrapportage kunt u hier lezen: Eindrapportage