Inventarisatie ervaringen Wmcz 2018

Professor Marijke Malsch van de Open Universiteit maakte een inventarisatie van ervaringen met de nieuwe Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (Wmcz 2018). En hoe vertegenwoordigers van mensen met een verstandelijke beperking daar tegenaan kijken. De wet die overigens pas van kracht werd op 1 juli 2020.  Alleen voor het tot stand brengen van de medezeggenschapsregelingen hadden de instellingen nog een extra termijn van een half jaar, dus tot 1 januari 2021. Dit laatste halve jaar werd de facto nog weer verlengd vanwege de coronapandemie. Het Ministerie van VWS en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd lieten weten dat per 1 januari 2021 niet direct gehandhaafd zou gaan worden wat betreft de invoering van die medezeggenschapsregelingen.

Als we ervan uitgaan dat de meeste zorgaanbieders hun medezeggenschapsregelingen wel rond 1 juli 2021 zullen hebben vastgesteld dan is er inmiddels dus ruimschoots ervaring opgedaan met de nieuwe medezeggenschap. Nieuwe medezeggenschap die tot doel had middels cliëntenraden cliënten en vertegenwoordigers meer invloed te geven op de daadwerkelijke zorg.  En, waar dat nodig mocht zijn volgens de wetgever, cliënten en vertegenwoordigers behulpzaam te zijn met het veranderen van de cultuur binnen de instellingen.

Daarom is KansPlus er blij mee dat Marijke Malsch het initiatief nam ervaringen te onderzoeken met de nieuwe medezeggenschap.
Zij wilde weten hoe het gegaan was met het al of niet instellen van lokale raden. Een kernstuk uit de nieuwe wet (“er zijn lokale raden en er kan een centrale raad zijn”).
Ook wilde zij weten waar de belangrijkste medezeggenschapsrechten zijn neergelegd. Bij de lokale raden of juist bij de centrale raden? Dat is belangrijk omdat de bedoeling van de nieuwe wet was dat het zwaartepunt van de medezeggenschap op lokaal niveau zou komen te liggen.
Tenslotte wilde de onderzoeker weten – in het geval medezeggenschapsrechten over de écht belangrijke zaken zijn toebedeeld aan centrale raden – of deze verplicht zijn de achterban te raadplegen en hun de zwaarste stem te geven.

Bijgaand treft u het verslag aan. De uitkomsten zijn voor vertegenwoordigers niet altijd bemoedigend. Zie de samenvatting en de twee conclusies.
Zoals Malsch zelf aangeeft is de inventarisatie niet representatief voor alle instellingen gehandicaptenzorg in het land. Ook blijkt dat verschillende vertegenwoordigers niet goed op de hoogte zijn hoe de medezeggenschap van hun instelling in elkaar steekt.
KansPlus ziet het onderzoek als een belangrijk signaal over de daadwerkelijke invulling op instellingsniveau van de medezeggenschap, mede gezien de eigen ervaringen van VraagRaak. Het is dus van groot belang dat onder de cliënten en hun vertegenwoordigers en onder de cliëntenraden een breed onderzoek wordt uitgevoerd over de ervaring met de nieuwe wet. Niet alleen t.a.v.  de door Malsch genoemde belangrijke punten, maar ook nog over de nodige andere punten die in de nieuwe wet zijn opgenomen.

Daartoe is extra aanleiding omdat in de nieuwe wet is bepaald dat de Eerste en de Tweede Kamer uiterlijk 30 juni 2025 een verslag van de Regering moeten ontvangen over de doeltreffendheid en de effecten van de nieuwe wet in de praktijk.
KansPlus zal bij het Ministerie van VWS inbrengen dat een breed en grondig onderzoek noodzakelijk is. Het spreekt voor zich dat wij het indicatieve onderzoek van Malsch daarbij zullen inbrengen als een belangrijk signaal teneinde breed onderzoek van de grond te krijgen. Zonder een degelijk onderzoek is het immers niet mogelijk de doeltreffendheid en de effecten van d nieuwe wet voor het voetlicht te brengen.

Vragen of meer informatie
Met vragen kun je altijd contact opnemen met het Kennis- en adviescentrum van VraagRaak/KansPlus.
Telefoon: 030-2363750 (van maandag tot en met donderdag van 9.00 tot 12.00 uur, maandag ook van 13.30 tot 16.30 uur).
Mail: advies@kansplus.nl .